Columnreeks ontmoetingen: de wethouder
Ontmoetingen
Samenwerking kunnen we vanuit verschillende perspectieven bekijken: motieven, relaties, processen en vormen. Maar samenwerken is altijd mensenwerk. Wie maken en maakten in Nederland de samenwerking? In de serie ontmoetingen deelt adviseur Maarten Hageman herinneringen uit zijn jarenlange ervaringen met bestuurders, ambtenaren en adviseurs.
De wethouder
Mijn eerste wethouder was, wat je tegenwoordig zou noemen, een mensenmens. Dergelijke jeukwoorden bestonden toen echter nog niet: een wethouder was een wethouder. Punt. In onze hoogopgeleide universiteitsstad, waar de zogeheten tweede feministische golf goed had aangeslagen, namen steeds meer vrouwen deel aan het openbaar bestuur. Dat was een vanzelfsprekende ontwikkeling, al viel het op dat zij als wethouder vaak portefeuilles verzorgden die kwaadwillenden koppelden aan ‘vrouwelijke thema’s’ als zorg, welzijn, cultuur en onderwijs. Mijn wethouder ging inderdaad over zorg. Zij moest zich aan de collegetafel staande houden te midden van de mannetjesputters met ‘harde’ portefeuilles voor ruimtelijke ordening, volkshuisvesting, economie, veiligheid en brandweer. De overheidssturing was gegrondvest op stevige juridische en financiële fundamenten. Er was een bijbehorende onverzettelijke organisatie waarin directies heer en meester waren in hun sectoren. Vanuit de Bestuurdienst bestookten wij, de ‘topjuristen’ die waakten over rechtmatigheid en integraliteit, deze koninkrijkjes met onze kanttekeningen en mede-adviezen.
Het toeval wilde dat dit robuuste systeem werd verstoord. Door regionale ontwikkelingen. Het Rijk wees ons gebied aan tot een regio die moest uitgroeien tot een soort nieuwe provincie. Het was een heerlijke tijd voor juristen: je ontwerpt vast een structuur volgens de wettelijke voorschriften, en we zullen later wel zien welke taken erbij komen.
Eén van die taken was de openbare gezondheidszorg, die al netjes bij een regionale GGD was ondergebracht, maar waarvan de bestuursvorm en het werkgebied nu opeens ter discussie kwamen te staan. Het leidde tot verhitte gedachtewisselingen in het college, met allerlei pseudo-juridische wijsheden. Daarmee probeerden de mannetjesputters mijn wethouder elegant maar beslist de mond te snoeren.
Op een dag was de wethouder dat gekoketteer met wetsteksten beu en ze stoof rechtstreeks uit de collegekamer onze afdeling op. Haar vraag was duidelijk: of ze even ‘de wet’ kon inzien? We keken elkaar veelzeggend aan. Onze senior stond op het punt de wethouder – what’s in a name – hoogneuzig te wijzen op de hele kastenwand vol wet- en regelgeving voor de gemeentelijke overheid. Maar onze chef greep bijtijds in, en nam de wethouder even apart om haar te vragen wat ze precies nodig had.
Een paar dagen later kwam ik mijn wethouder tegen in de plaatselijke HEMA. Ik was er met de kinderwagen waarin mijn pasgeboren zoontje. De wethouder wilde me ongetwijfeld aanspreken over regionale samenwerkingsstructuren, maar wierp een blik in de kinderwagen, en ze smolt. En ik smolt voor mijn wethouder. We hebben het die dag niet meer gehad over wet- of regelgeving. Sommige zaken zijn nog mooier en belangrijker dan de governance in de regio.
Vanaf dat moment bood ik mijn juridische advies op een andere manier aan, uit respect voor bestuurders die (gelukkig) niet beschikten over juridische expertise. Proactief, met steeds weer diezelfde openingsvraag: wat heb je nodig?
Wethouders maken tegenwoordig de regionale samenwerking. Zorg, cultuur, welzijn, onderwijs, arbeidsmarkt, economie, bereikbaarheid, wonen, duurzaamheid: voor alle overheidsterreinen slaan ze de handen ineen. We komen onze wethouders tegen in de besturen van zogeheten verbonden partijen, waar we ze helpen met het ontrafelen van de rollen van eigenaar, opdrachtgever en opdrachtnemer. Inderdaad, daar is niets juridisch aan. Ook zonder formele structuren werken onze bestuurders steeds vaker samen, aan tafels of platforms waar ze maatschappelijke vraagstukken voor onze inwoners oplossen. Dan kijken we samen hoe we het thema verder kunnen helpen met het juiste samenspel van processen en samenwerkingsvormen. Waar nodig helpen we met een goede rechtsvorm, van mandaatbesluitje tot openbaar lichaam, en alles ertussen in.
Nooit, nooit beginnen we nog met een juridisch construct. En altijd, altijd wijzen we speciaal op de onderlinge relaties. Omdat goede samenwerking vooral mensenwerk is. Wist ook mijn eerste wethouder, te midden van haar mannetjesputters. Zo’n mensenmens voor wie zelfs een steile jurist door het vuur gaat. En smelt.
Auteur Maarten Hagemen